Mijn beste Geoffrey,
je was al vroeg bedorven. De meeste kunstenaars raken gaandeweg hun carrière pas doordrongen van het mistige moeras waarin ze rondtasten als zij van hun atelier naar het publiek kruipen. Jouw bederf daarentegen begon al op de academie, toen je jezelf als assistent van Jan Fabre afvroeg waarom een museumdirecteur zijn eigen tempel afbrak door een project in de openbare ruimte te willen maken met werken, die de taal van de straat niet spraken. Bijna op datzelfde moment voegde je twee flesjes aan de installatie ‘Wirtschafswerte’ van Joseph Beuys toe, in een onweerstaanbare impuls om met het werk te willen communiceren. Dit had als gevolg dat je niet alleen met dat werk communiceerde maar ook met de conservatoren, de curatoren, de museumdirecteur en met de overleden kunstenaar zelf. Je wandelde de smetteloze museumzaalvloeren over tot je bij de gladde witte muren kwam, stapte zonder pardon de deur door waarboven ‘alleen geautoriseerd personeel’ gewaarschuwd wordt en daar stond je ineens backstage, aan de achterkant van het décor.
Je infiltreerde, je werd een avonturier in een verwarrende wereld die wankel in stand wordt gehouden door zelfgetimmerde conventies. Een ander zou er moedeloos van zijn geworden maar jij werd enthousiaster bij elke grillige absurditeit waar je op stuitte. Je art-jackingacties zijn verfijnde en goed doordachte, maar relatief eenvoudige en soms bijna onzichtbare ingrepen in kunstwerken, die gestaag uitgroeien tot steeds chaotischere webben. Je hebt stiekem een performance van drie jaar uitgevoerd. Je hebt een dossier van centimeters hoog samengesteld uit een paar weken werken in een grote galerie. Je legde een kerstbal in een grasveld en dit wordt verward met een burenruzie. Dat bestaat in het parallelle universum dat kunst heet.
Je hebt al vroeg dingen gezien, die sommige kunstenaars nooit zullen zien of niet willen zien en daarom schiet je vrolijk door naar een stadium waar de meeste kunstenaars zeer laat in hun leven of zelfs nooit – want dan zijn ze al dood, namelijk – aan toekomen: de reconstructie, conservering en eventuele restauratie, kortom de archeologie van je eigen werk.
Lieve Geoffrey, ik vraag me af wat daarna komt want je glijdt op een gegeven ogenblik over de grenzen van de waarnemingshorizon. Ik stel me dan een zwaartekrachtloze staat van verlichting voor in een zachtglanzend rozig universum.
Alexandra Crouwers
November 2009.
Uit ‘Art Relics’: Guggenheim Bilbao serie |
ENGLISH VERSION:
My dear Geoffrey,
you’ve gotten compromised early on. Most artists are getting pervaded gradually on the paths of their careers, in the misty swamp they encounter while crawling from their studios to the audience. Your decay, on the other hand, already started in art-school, when you were an assistant to Jan Fabre. You wondered why a museum director would want to break down his own temple in order to produce a public art project with works that don’t speak street language. At the same time you added two bottles to the Joseph Beuys ‘Wirtschafswerte’ installation, out of an irresistible impulse and need to communicate with this work. Its consequence was that you were not only communicating with the work, but also with the conservators, the curators, the museum director and with the deceased artist himself. You walked across the immaculate exhibition floors until you bumped into the smooth white walls. You stepped, without hesitation, through the door that said ‘authorized personnel only’ and suddenly you found yourself ‘backstage’, behind the scenes.
Alexandra Crouwers
November 2009.