Al tijdens zijn leven werden Hermans’ tekortkomingen beschreven in een stroom publicaties. Tekortkomingen die zich op allerlei vlakken zouden hebben bevonden, behalve – en daar is iedereen het over eens – binnen zijn schrijverschap. Hermans was een slechte vader, een matig geoloog, een luie academicus, een onvriendelijke docent, een opportunistische vriend, een arrogante echtgenoot en een slordige filosoof.
Over dat laatste gaat het boekje ‘Willem Frederik Hermans als filosoof’. In dit essay van 90 pagina’s lezen we vooral dat Hermans Nietzsche verkeerd begreep, Wittgenstein’s logica niet goed toepaste, en zichzelf constant op filosofisch vlak zou tegenspreken. Een leek op het gebied van filosofie houdt vooral de indruk over dat in de filosofie sowieso iedereen zichzelf en elkaar tegenspreekt.
Pas aan het einde van het essay staan twee fragmenten die eigenlijk alles samenvatten over Hermans ambitie om zich al dan niet als een vakbekwaam filosoof te manifesteren. Ze komen uit eigen pen of mond, en maken meteen alle pogingen om Hermans als filosoof te willen behandelen overbodig.
Na het eerste citaat: ‘Voor mij staat niet de vraag voorop wat heeft W. (Wittgenstein, red.) bedoeld – maar in hoeverre past het in wat ik zelf denk.’ volgt een passage waarin Hermans in zijn polemieken literaire esthetiek boven inhoudelijke argumentatie kiest.
De conclusie kan dan toch alleen maar zijn dat Hermans weinig belangstelling had om zich diepgaand in filosofische materie te verdiepen, die hij, blijkens de citaten, toch vooral als een artistieke kapstok zag.
De vraag is waarom zoveel jaar na zijn dood nog steeds pogingen worden gedaan om Hermans als een serieuze, maar gebrekkige filosoof af te schilderen. Misschien doet het bekritiseren van een grootmeester nog altijd dienst als een soort rituele vadermoord.
Willem Frederik Hermans als filosoof van Rainer Erich Scheichelbauer is uitgegeven door Huis Clos.