Verschenen in H ART Magazine #170, mei 2017
Alexandra Crouwers legt het kunstjargon onder de loep.
Naast krantenartikelen, romans, gebruiksaanwijzingen, nummerplaten, stripboeken en reclamefolders lees ik ook H ART, De Witte Raaf, zaalteksten en allerhande overige uitgaves die de kunstwereld voortbrengt. Bij kunstboeken is kijken over het algemeen belangrijker dan lezen. Toch hoort tekst bij een kunstboek als een palmplant in een installatie.
Maar soms lijkt het er op dat de teksten die onze kunstwereld produceert eigenlijk niet bedoeld zijn om te lezen. De naam van de schrijver kan belangrijker zijn dan de inhoud of kwaliteit van de tekst. De schrijver kan voor de gelegenheid de schrijfstijl forceren naar een aangepaste, ‘artistieke’ stijl. Hoe dan ook, de monografie of catalogus krijgt met teksten meer gewicht.
In een enkel geval bezwijkt de tekst onder zijn eigen gewichtigheid, en ontspoort zo sterk dat je je als lezer kunt afvragen of er niet een grap wordt uitgehaald:
“De kunstenaar suggereert het proces van hoe originaliteit en de omzetting en verschuiving langs een verplaatsing in een ander medium en een verschillende context makkelijk kan worden teruggezogen naar een oorsprongsgedachte, die de originele blik van zichzelf en van de ander ondergraaft in het voordeel van een uitzuiverend/ weglatend willen begrijpen.”
In het beste geval kan een kunstenaar een tekst over het werk jarenlang blijven gebruiken: fragmenten dienen als ‘artist statement’, zaaltekst of biografie. De tekst kan na overlijden nog een keer als verhelderende voetnoot bij het oeuvre worden geplaatst. Taal functioneert hier als een verbale vertaling van de beelden. Wat moeten lezer, kunstkijker en kunstenaar met:
“[De kunstenaar] stelt de destructieve vernedering van een cultureel construct bloot aan zichzelf, waarlangs de mentale ruimte terug wordt opgeëist die bij een artistiek denkbeeld vrijkomt.”
Of: “Het inrichtende wordt vanuit het perspectief van het nazien van de vorm en als stilistische oppuntstelling ingeschakeld, opdat een esthetisch-ritmische constructie van een abstracte compositie in kleurlijnen niet kan verglijden in bijvoorbeeld meubilaire slapstick die geografisch-politiek via het ingebeelde klimaat wordt ingezet.”
Waar gaat dit over? Ondanks dat ik het werk van de kunstenaar in kwestie ken, herken ik het niet. Het is alsof de schrijver een hermetisch kunstwerk van de tekst heeft willen maken. Moet ik de tekst misschien lezen als poëzie (‘meubilaire slapstick’ is een leuke vondst) of als experimentele literatuur?
Ik stel voor om gewoon een zogenoemde ‘blurb’ van een kunstprominent op de achterflap te zetten:
“Een ongeëvenaard talent!”
“Een feest om naar te kijken!”
“Wàt een concept! Dat kan nog jaren mee.”
“Wauw!”