Battlestar Antarctica.

The master paper for the MfA Sandberg Institute is an A5 booklet in an edition of 20. Apart from the opening, the texts are made up from letters to art historian Tineke Reijnders, set in a fictional future. In this future, an ice age has a strong grip on the Northern hemisphere, while, due to circumstances unknown, the Southern hemisphere is heating up, causing the Antarctica ice sheet to melt.

The letters are written in a post-apocalyptic world. The narrator houses in the Boijmans van Beuningen museum in Rotterdam, in a frozen Europe, while most of the inhabitants are relocating to milder places, causing a climate fugitive crisis in Africa and South America.

Alexandra Crouwers, Sandberg Instituut, ecology, climate, graduation paper.
Graduation paper for Sandberg Institute mfa, Amsterdam, 2001.

Masterscriptie Sandberg Instituut, Amsterdam, 2001

Battlestar Antarctica

Inleiding

Eh, context. Dat is belangrijk, een context. Het geeft niet dat het werk dat iemand maakt tijdsgebonden is. Dat gebeurt al snel door het gebruik van bijvoorbeeld tijdschriftafbeeldingen, want dat is een vormgeving van de tijd. Als die context wegvalt, zoals wildgeschilderde Cobra-klonen, die de mainstream kunstmarkt al tijden lijken te domineren, blijft er niets over. Tenslotte werden de echte Cobra schilderijen in de context van de jaren ’50, de wederopbouw, het besef dat de maatschappij niet meer kon terugkeren naar de vooroorlogse orde, gemaakt. Dat geeft een meerwaarde, de context, het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd. Ikzelf heb ronduit een hekel aan de Cobra-beweging, maar dat heeft meer te maken met smaak (smaak is ook tijdsgebonden) – mijn eigen gevoel voor esthetiek – maar ik heb een nog grotere hekel aan werk dat totaal uit zijn verband is gerukt.

De context van het hierna volgende verhaal, dat ik heb geschreven, bestaat uit verschillende lagen. Als eerste is er natuurlijk het feit dat een afstudeerscriptie moet worden geschreven voor het Sandberg Instituut, dus datgene wat ik schrijf zal op de een of andere manier in verband moeten staan met mijn werk als kunstenaar. Dan is er mijn interesse in wetenschap, en vooral, zoals de titel van een boek dat ik onlangs bij de bibliotheek leende luidde: de ‘science in science fiction’. De gevolgen van natuurrampen, klimatologie, archeologie en astronomie. Dat soort dingen. Verder schrijf ik ‘vanzelf’ al veel en zou de scriptie geinterpreteerd kunnen worden als een test, een proef voor ooit misschien een echte roman.

En dan is er Tijd.

In veel teksten, die ik schrijf – korte verhalen, flarden zinnen, notities en met name ook mijn afstudeerscriptie voor de Academie van Den Bosch – zit een ruis. Een achtergrondruis, een echo van de Oerknal, die mij dwingt alles te relativeren. Vanaf de eerste tik van de klok ben ik de enige die stilstaat, en, zoals in de Romantiek de grootsheid van de wereld niet groots genoeg kon zijn, besef ik dat ik geen grip heb op de gang van de wereld, het universum, Alles.

Door de enorme toevoer van informatie, die in ‘ons’ deel van de tijd de Westerse wereld voor zijn kiezen krijgt, schemeren de mogelijkheden om te ontsnappen aan een gevoel van al te veel zinloosheid. Tot op zekere hoogte kunnen we van ons eigen leven ons privé heelal maken, waarin we begrijpen wat er gebeurt en waarin wij het middelpunt zijn. Veel mensen doen dat door het ‘huisje, boompje, beestje’-principe toe te passen, vaak met redelijk veel succes: tenslotte is het een vorm van zelfbeschikking om te kunnen kiezen of je het rode of het blauwe bloesje zult kopen als je twijfelend tussen de kledingrekken van de H&M staat. Maar of één van die twee bloesjes je leven een drastisch andere wending kan geven, is nog maar de vraag.

Anderen, in de context van deze inleiding bedoel ik daarmee natuurlijk kunstenaars, maken letterlijk vanuit het niets hun eigen universum. Op het ogenblik is het maken van een eigen wereld bij een aantal kunstenaars heel belangrijk. Sandberg-voorbeelden zijn onder meer Dr. Broadcast, die alleen al door het kiezen van een pseudoniem zichzelf her-uitvindt. Rogier Walrecht, wiens wereld uit een mengeling van banaliteiten en religie bestaat. Het werk van Dylan Graham, die zichzelf identificeerde met Mickey Mouse en zich in die hoedanigheid in een decorwereld plaatste, al is zijn wereld eerder bedoeld als een commentaar op de werkelijke wereld.

Ikzelf besta in een wereld vol natuurwetten, die zelf weer voor een groot deel slechts uit theoretische wetten bestaat. Over theorieën weet ik een hele boel. Dankzij de theorieën van de quantummechanica kunnen er verschillende dimensies naast elkaar bestaan en elkaar overlappen. Dankzij Einsteins E=MC2 kan tijd zelf als een niet constant natuurverschijnsel worden gezien, onderhevig aan snelheid en massa. En in theorie zou het mogelijk zijn dat er binnen een paar eeuwen een nieuwe ijstijd ontstaat.

De grootste drijfveer voor mij om werk te willen maken, vast te leggen, te schrijven, is een vorm van heimwee. Ik heb soms last van de onverklaarbare en volkomen irrationele gedachte dat ik naar huis wil, ook al zit op mijn eigen bank voor mijn t.v. in mijn huis, of ben ik bij mijn ouders in de tuin van het huis, waar ik opgroeide, onschuldig een glas cola aan het drinken. Het blijft een vreemd verschijnsel, maar behalve dat ik er zo nu en dan een groot gevoel van onrust aan overhoud, heb ik er verder geen problemen mee. Mocht ik er plotseling ernstig mee zitten, dan haast ik mij naar de H&M om eens fijn een half uur te twijfelen tussen de aankoop van een rood of een blauw bloesje.

Karin Daan, die mij zowel op de academie van Den Bosch als op het Sandberg Instituut (gast-)doceerde, omschreef de achtergrondruis in mijn werk als ‘opgewekte eenzaamheid’. Opgewekt in de zin van, nou ja, vrolijk. Ik vond dat een goed gekozen benoeming omdat ik in mijn gemaakte wereld bijna altijd alleen ben, maar daar helemaal geen problemen mee heb. In de echte wereld ben ik bijna nooit alleen, zowel in fysieke als in psychologische zin, maar ik geloof wel dat eenzaamheid in iedereen zit. Een gezonde dosis eenzaam zijn is zo slecht nog niet, het relativeert.

Waarna heimwee ik?

Het is moeilijk er de vinger op te leggen en dat is ook niet nodig. Als ik werk zou maken, dat over een bepaald aspect van mijn heimwee zou gaan, bijvoorbeeld heimwee naar toen ik vier jaar was, zou ik een thema hebben waar ik nog jaren mee vooruit zou kunnen. Ik zou souvenirs kunnen verzamelen uit mijn kinderjaren en die kunnen verwerken in mijn werk. Maar duidelijke thema’s in de kunst staan me tegen, ze zijn zo… klein. Ook al neem je als ‘fascinatie’ (overigens, wat opvalt aan de Sandberg-studenten die van de Rietveld academie komen is dat zij altijd wel een handige uitleg en een goed sluitend verhaal hebben over hun werk, door te verklaren dat het betreffende onderwerp een ‘persoonlijke fascinatie’ is) de geboorte en dood van het heelal en alles wat zich daartussen bevindt: het blijft klein. Van mij mag het onbenoembaar zijn, de ruis sijpelt er wel doorheen, dat is beter dan dat het er van af druipt.

In een tekst uit het boek ‘On Longings’ van Susan Steward, die mijn scriptiebegeleidster Tineke Reijnders me stuurde, wordt beschreven hoe een voorwerp de identiteit van een plaats kan aannemen in de vorm van een soevenier. Een voorwerp kan natuurlijk ook de ‘identiteit’ aannemen van een tijd. In mijn scriptie is de hoofdpersoon (ik) de enige die een zekere echo van een vergane tijd vertegenwoordigt in een wereld, die helemaal ondersteboven is gesmeten. ‘Ik” ben het souvenir geworden, zoals ook hele oude mensen een bezienswaardigheid zijn door een souvenir te zijn van hun tijd en in feite door de jaren heen steeds meer uit hun oorspronkelijke context lijken te zijn verplaatst.

*

Terzake nu: want vandaag is het 4 september 2000 en de wereld is niet meer wat ze geweest is.

Alexandra Crouwers

Den Bosch, 15/02/2001