Graduation paper for the Academy for Arts & Design, Den Bosch (NL, later AKV St. Joost). It was written between December 20, 1997 and March 20, 1998. The original paper was loose-leafed, printed on various types of paper and in a variety of fonts, and could be read in random order.
The paper tells the story of uncertain times: climatological shifts – Earth seems to head to an ice age, but at the same time unusually mild temperatures are recorded in mid winter – and an extraterrestrial threat are intertwined with personal recollections.
The paper was awarded best graduation paper of 1998, and published in an edition of 500. Design by Jeroen Van der Ham (Joebob Graphics). ISBN 90-71015-17-3.
Voorwoord
Waar komt dat geruis toch vandaan? Komt het uit het noorden, zijn het de poolwinden die ijzige lucht mee laten stromen en die Lapland en Siberië bedekken met een steeds dikkere laag ijs? Komt het van boven, uit het heelal, een echo van een oerknal, verstoord door een lagere, onregelmatige frequentie? Zwelt het aan in een aula van een middelbare school en galmt het door de gangen en de lege klaslokalen in de pauze?
Zit het in mijn hoofd? Trilt het door mijn maag? Mijn benen worden slap, mijn ogen zien zwart en ik voel mij als een stootkussen waarop een bokser zijn linkse hoek aan het oefenen is, agressief geworden door zijn schreeuwende coach; hij moet deze wedstrijd winnen want het kan wel eens de laatste zijn.
het meisje begon
– luid te wenen
wat scheelt eraan
wicht
Fragment 1.
Ik schop tegen een muur aan, de muur geeft geen krimp. Als ik mij omdraai is het donker en blaast de wind koud op mijn wangen. De geur van elektriciteit vult de lucht, straks gaat het vast onweren. Hoe lang zal de wereld nog stand houden? Zal de aarde tot het bitteren eind wraak nemen op haar kinderen of zal zij ons alleen aan het schrikken willen maken, zodat we gehard en gelouterd uit de strijd komen?
Fragment 2.
Vanmiddag kwam er zwarte roetregen uit een wolkenloze, stralend blauwe lucht. Zo stralend strak ongelooflijk blauw alsof je de gaten in de ozonlaag helder afstekend gewoon live zou kunnen zien, zo glas als alles was. Op die prut regen na dan, het hele gras is nu natuurlijk bedorven. We hebben gewacht tot de regen over was en zijn toen boodschappen gaan doen. Ja, toen zag ik trouwens die scheuren al in de weg. Weet ik veel dat dan ‘s avonds de lantaarnpalen gaan omkantelen in slow-motion, dit is toch niet echt.
Anyway, we gingen boodschappen doen en hebben gelijk een paar c.d.’s gehaald uit de c.d. winkel. De ruit lag er toch al uit, dus dat was geen probleem meer.
Fragment 3.
Toeval en geluk.
Als hagelstenen donderen van het niets mijn ideeën stuk op het asfalt. Waar zou ik mijn fototoestel gelaten hebben?
Fragment 4.
(Ook deze computer zoemt zoals alle andere computers zoemen zoals alle apparaten die aanstaan zoemen zelfs al zijn zij in sluimerstand hun gesnurk ruist en vult de lucht zo vol
zo vol
zo vol)
Fragment 5.
1997 was het warmste jaar sinds het begin van de metingen in 1782 of zoiets. In december kregen mijn moeders kippen kuikentjes. De ene had er elf, waarvan er later twee zijn opgegeten door de kat. De andere kreeg er acht.
Begin januari kwamen er knoppen aan de bomen. Het werd een paar dagen 13, 14 graden.
Hoera, het is weer bijna lente, riep iedereen. Fijn hoor, zo’n zacht weer.
Ja, fijn, zien jullie het godverdomme niet dan? Er is iets vreselijk mis! We moeten een soort ark van Noach bouwen, want anders redden we het niet!
Gelukkig is het een paar dagen rond het vriespunt en vannacht wordt het ongeveer min zeven graden Celsius. Morgen is alles anders.
Fragment 6.
“Alexandra, heb jij wel eens videostills gemaakt?”
– “Ja.”
“Gebruik je dan een langere sluitertijd, of een korte?”
– “Eh, ik zet ‘m altijd op automaat.”
“O, dus jij weet het ook niet.”
– “Mmm.”